Alles op gebied van vogels : AKALA , Birdfood, Dutch.birdfood , PetZoo |
liefhebbers van papegaaien en overige vogels |
AKALA |
PDD : Testen en vragen 24-3-2019.
Een lang verhaal . Maar kort kan ik niet uitleggen hoe het nu echt zit met PDD Beide ziektes want PBFD hoort er ook bij , waar nog steeds vogels dood gaan van de gevolgen van deze twee virussen. Ik krijg steeds meer vragen en ze worden voor mij steeds moeilijker te beantwoorden Wij testen onze vogels al 20 jaar op PBFD via de PCR . En 10 jaar naar PDD via Elisa en de PCR tot er vorig jaar einde 2017 , begin 2018 scheurtjes vielen in uitslagen.
Hoe dat kwam is door Noivbd uitgelegd als kleine foutjes die kunnen gebeuren. Ter controle gingen we ook de PCR toepassen. De PCR test vind Noivbd. een slechte onbetrouwbare test .En men kan daar deze test ook niet uitvoeren ,die besteden ze uit . Maar mijn dierenarts H v.d Horst, die de test bij onze vogels doet ,vind dit een goede test . Ze stuurt bloed liever naar een lab wat test via de PCR. Een dilemma voor ons, maar goed nu gaan we dan voor de PCR en soms de Elisa. De Elisa test via bloed .De PCR test via bloed, veren en met een cloaca swap. Bij de Elisa test krijgen we uit een bloed monster verschillende uitslagen. Hoe kan dat !
Veel kwekers (met mij incl. ) trekken het testen nu in twijfel. Mede omdat ook zij uit een bloed monster verschillende uitslagen ontvangen . En dat is niet goed te praten. Dan is of de test fout. Of hoe men test fout Of er is niet genoeg kennis de testen goed uit te voeren.
Wat zeggen de testen? ? De PCR test, test op de aanwezigheid van PDD . De Elisa test op aanwezigheid van antistoffen van het Borna virus wat PDD kan geven! Dat hoeft niet ! Maar een dode vogel met PDD heeft altijd het Borna virus. Maar Elisa test dus of de vogel in aanraking is geweest met het virus.. Twee verschillende testen met een eigen gedachtegang .
Voor PBFD is de PCR test wel oké. Men zegt 100% betrouwbaar. Inmiddels begrijp ik dat dit komt doordat dit een stabiel virus is. Dat is het PDD niet ( Borna virus niet ) En dus is dit virus Instabiel en zeer moeilijk te testen. Waarom testen we dan?
Daarnaast is me vertelt door het noivbd.nl dat Elisa alleen een goed resultaat geeft bij oudere vogels en bij jongen vogels boven de 20 weken. Voorheen werd ons verteld dat dit na 9 weken te testen is En zelfs kon men het Borna virus vinden in het ei of kuiken. Dus deze verwarring geeft onrust.
Kwekers krijgen verschillende testuitslagen ,dus testen blijft steeds onbetrouwbaarder te worden Is hier een reden voor?
In deze heb ik u persoonlijk wat voorbeelden gegeven. Die in mijn verslag niet van belang zijn daar ze uiteindelijk de uitslag geven dat vogels met een ( 1 ) bloedmonster naar meerdere labs gestuurd word en daarvan verschillende uitslagen uit voortkomen wat kwekers onzeker maakt.
In mijn zoektocht naar antwoorden heb ik hier en daar wat meer gelezen op de facebook website van dierenarts R v Zon .Omdat dit hier op facebook door iedereen te lezen is heb ik er wat feiten uit gehaald voor U.
Hij zegt er zijn meerdere laboratoria en ze hebben allemaal maar een stukje van DNA waarop ze testen. ( Ik weer dat hij hiermee RNA bedoelt) . Dit is een puzzelstukje binnen het DNA .Dus uitslagen kunnen afwijken. Er bestaat geen 100% test. Ook Borna kan op verschillende manieren getest worden zegt hij serologie en PCR test op aanwezigheid PDD . Maar niet elke PCR herkent de juiste virusvariant. Dus vaak onterechte negatieve uitslagen. Hij zegt ook dat aanbieden van ingestuurde monsters vaak problemen geven. Hij zegt transport- warmte en kou vriezen en ontdooien – kan beďnvloedbaar zijn . ( dat vind ik vreemd want noivbd.nl vries het in ) Serologie is aanwezigheid antistoffen. Minder gevoelig virus blijft altijd in bloed. Ook na genezing . Alleen zijn er vogels die besmet zijn en besmettelijk zijn en niet laten zien dat ze besmet zijn : Rob noemt dat seroconversie.
“Seroconversie” betekent dat een dier reageert op een infectie door tegen die infectie het immuunsysteem te activeren. Meestal bedoelt men dan dat een dier antilichamen gaat maken tegen de infectie. Je vindt uit of een dier werkelijk “seroconverted”, met een reactie zoals Elisa die specifiek is voor die bepaalde infectie.
Conclusie zegt Rob: Uitslagen moeten van diverse test komen! Zowel PCR als Serologie en cloaca uit strijkje en veren. En beide testen zijn momentopnames. Dus vergelijk ook symptomen bij testen. Gezond ogende vogels zonder problemen , in een kweek die goed is en zonder problemen is negatief vaak virus vrij. Tot zover Voor gehele tekst lees op facebook ,voor iedereen toegankelijk..
Goed we weten weer meer. Dan zouden kwekers de vogels dus 2 tot 3 x moeten testen . Dan bloedafnamen naar verschillende lab sturen . Maar mij lijkt dat hiermee het vertrouwen in testen steeds minder word. En de kosten onterecht hoger. . Omdat er veel fouten gemaakt worden. Dat wil zeggen verschillende uit slagen van het zelfde bloed.. Dit maakt onzeker ,geeft onbetrouwbaarheid weer aan testen.
Hoe het zit weet ik niet meer, wat ik wel weet is dat iedereen dreigt te stoppen met testen .En ja ik zou wel eens een goed antwoord willen van U , waarom een PCR niet goed zou zijn. En waarom er bij de Elisa zo veel “fouten” gemaakt worden. Met namen 1 bloedmonster en 2 uitslagen. Veel vragen dus……
Voor mij gevoel testen we voor niets. En blijf ik het gevoel houden dat dit een ziekte is die ze allemaal dragen als kanker bij mensen. Want nergens vinden we hoe de besmetting is. Men geeft voorbeelden ,maar de theorie word steeds van de mat geveegd. En soms slaat het opeens toe in een “gezond bestand”. Soms een paar vogels Soms een geheel bestand. Soms maar 1 vogels in een bestand wat jaren samen zit! Dus bij de een speelt het op .En bij de ander niet . Het woord willekeurig speelt bij me op! Dan is het zo ,dat ook al is de vogel positief van het Borna virus ( getest met Elisa) de vogel nooit ziek ( hoeft te worden) word . Dus lijkt wel een dobbelspel.. En ik vind dat wij als kwekers de inzet betalen Het heeft veel kwekers een godsvermogen gekost .
|
Momenteel vallen er nog steeds vogels dood neer zien we in kringen om ons heen met een PDD besmetting .Met een negatieve PCR of Elisa test ! Of worden er vogels geëuthanaseerd met een positieve uitslag die zomaar negatief zou kunnen zijn.
Sorry hoor maar dat kan toch niet ! Ons bestand is geheel getest meerdere malen. Vanaf 2000 zet ik me in voor PBFD En sinds 2010 voor PDD Ben hier nu 2018 mee gestopt. Door blijvende twijfels.. Ik wil mijn kuikens blijven testen als ik verkoop. Maar dan wil ik wel weten welke test en hoe te testen Want nu is er zoveel onzekerheid. Ik weet bijna zeker dat er ergens een verkeerde zijstraat is ingegaan waardoor de testen niet meer zijn die ze waren. En mijn vraag is dan : HEEFT TESTEN NOG WEL ZIN ?
Elisa Want bij een Positieve getest van Elisa test je alleen dat de vogel in de buurt is geweest met een vogel die Borna virus had. Dit doe je via antistoffen. Dat deze vogel gewoon oud kan worden. Dat hij nooit ziek hoeft te worden. Dat als hij ziek word dat zou kunnen betekenen dat hij PDD heeft of krijgt. Dat als hij de aanraking met het virus overleeft dit een sterke vogel is die bestand is (antistoffen heeft opgebouwd) tegen het virus! Dat dit bijna in mijn ogen juist de sterkste vogel is! Alleen kan hij dan andere vogels besmetten ? Of niet want men weet nog steeds niet hoe de besmetting plaats vind .Men vermoed het maar men weet het niet zeker. Deze vogels werden in begin ”verwijderd uit bestanden” Om erger te voorkomen. Negatieve testen betekend niet in aanmerking geweest met Borna virus wat PDD kan veroorzaken.
Wat PCR test betreft zou negatief niet altijd negatief hoeven te zijn dus moet men minimaal 2 x testen. .Wat is de waarde van negatief. Naargelang hoe de conditie is van de vogel is de test negatief. En positief altijd positief zijn is me verteld.
Voor ons voelt het niet meer goed . Met deze vragen ben ik naar Siwo de Kloet gegaan.
Siwo De Kloet : Wie is Siwo : http://www.drdekloet.com/about/ https://www.bio.fsu.edu/faculty-dekloet.php http://www.drdekloet.com/recent-publications/
Thiely Dank voor je e-mail en bezoek , je raakt daarin een aantal punten aan die heel terecht zijn, want ook ik heb een aantal bedenkingen met betrekking tot de bornavirus/PDD geschiedenis. Vandaar dat ik er nog altijd aan werk.
Je hebt gelijk dat het Bornavirus niet een eenvoudig probleem is. Er zijn altijd meerdere factoren betrokken bij een ziekte, waarbij er weliswaar een dominant kan zijn, maar dat betekent niet dat andere factoren geen rol spelen. In een bornavirus infectie van een papegaai spelen ook factoren zoals bv. de huisvesting en de aard van het voedsel een rol, “kanariezaad” (als ik het zo mag noemen) wordt veel gevonden in de kliermaag van “PDD vogels”. Ik weet niet of er veel papegaaien zijn die kanariezaad in de vrije natuur eten, maar ik waag het te betwijfelen. Verder heb ik nooit PDD aangetroffen in soorten zoals Agapornissen die kanariezaad wel eten, en die wel eens natuurlijk resistent zouden kunnen zijn tegen bornavirus. Een zaak is me duidelijk, het kliermaagsyndroom is meer dan alleen het gevolg van een bornavirus infectie. er moeten andere factoren ook een rol bij spelen. Het lijkt me daarom veilig om aan te nemen, dat de manier waarop we onze vogels verzorgen, hier en daar een verandering behoeft. Sinds ik mijn vogels meer appels etc. voer en geen kanariezaad, heb ik niet meer zoveel sterfgevallen als vroeger. Lichaamsbeweging lijkt mij ook een belangrijk punt. De vogels leggen in de natuur vele kilometers af om aan een hap eten te komen, en dat is er in gevangenschap niet bij.
Ik heb je mail nog eens goed gelezen en ik zal proberen een antwoord te geven op al de vragen die je hebt. In de eerste plaats, hoewel bornavirus altijd aangemerkt wordt als de oorzaak van PDD, ligt de zaak iets gecompliceerder. Veel papegaaien met een bornavirus infectie zijn vrij van klinische symptomen en kunnen een lang leven hebben.
Nog een ander punt is dat ik niet weet of Bornavirus ooit is aangetoond in vrije, in het wild levende papegaaien.
Noot Thiely de Moor : De artikelen die we gevonden hebben met bv de Spix ara en , er is een artikel over PDD in een rehabilitatie centrum in Brazilië. Die geven aan dat vogels in zo’n centrum niet echt “wild” zijn. Dus dat mag niet als zodanig “wild” bevonden worden. En ook daar zitten ze dicht op elkaar met voer dat niet echt specifiek voor die vogels is.) Dus Is het nooit wetenschappelijk aangetoond bij in de natuur levende papegaaien.
Het lijkt er meer op dat het een aandoening is die alleen bij papegaaien in gevangenschap voorkomt. Het kan ook zijn dat co-evolutie van de verschillende soorten papegaaien met hun omgeving maakt dat er verschillende factoren zijn die we nooit in gevangenschap kunnen nabootsen maar die in de natuur wel aanwezig zijn en die het virus in bedwang kunnen houden.
Wat er in het voer zit dat we ze geven mag er op het oog heel goed uit zien, maar kan op bepaalde plaatsen te kort schieten. Zoals ik al schreef, weten we in veel gevallen niet wat ze precies in hun natuurlijke omgeving eten. Het gebrek aan fysieke activiteit kan een rol spelen. Het zijn allemaal factoren die op zich er niet belangrijk uitzien, maar bij elkaar geteld kunnen ze een hoop uitmaken. Je hebt vragen over het testen op Bornavirus met PCR en Elisa. PCR meet de aanwezigheid van Bornavirus, Elisa geeft daarnaast ook informatie over de historie van een infectie, omdat antistoffen nog lang na een infectie aanwezig kunnen zijn. In beide gevallen is de bron van het testmateriaal en de behandeling daarvan gedurende het afnemen van het monster en het transport naar het laboratorium van groot belang voor het succes van de test.
Rob van Zon heeft gelijk. Bloed monsters zo in een buis doen en opsturen is verkeerd, en geeft in de Elisa aanleiding tot hoge blanco waardes die veel vals positieven of helemaal geen resultaat geven. De oplossing van dit probleem is eenvoudig: een kleine hoeveelheid bloed, bijv verkregen via een 20 ul capillair tien keer verdunnen met een zoutoplossing (0.15 M NaCl en 0.02M Na-EDTA) (mijn voorkeur), of een druppel bloed op een “blood card” en opdrogen, geven een goed resultaat.
Op zo’n manier heeft het transport van de vogelverzameling naar het lab veel minder nadelige gevolgen.
Wat de PCR betreft die wordt door veel laboratoria via fecaal materiaal of keel of cloaca uitstrijkjes gedaan. Bornavirus is een virus met een genoom dat uit RNA bestaat. RNA verschilt van DNA, het meest voorkomende genetische materiaal, in chemische structuur wat maakt dat RNA minder stabiel is dan DNA en meer gevoelig is voor nadelige condities die tijdens de afneming en het transport van de testmonsters voor kunnen komen, zoals verhitting of bevriezing. Dit is vooral van belang in het geval van fecaal materiaal, waar Bornavirus sowieso al relatief kort overleeft.
Een belangrijk punt is ook dat de methode voor de extractie van RNA uit weefsel verschilt van de isolatie van DNA. Ook is de PCR voor RNA anders dan die van DNA en vereist de toevoeging een ander enzyme dat de structuur van RNA eerst kan “vertalen” in DNA voordat dat DNA dan specifiek “geamplificeerd” wordt zodat er een meetbare hoeveelheid van geproduceerd wordt.
Geen enkele testis 100%, ze hebben allemaal een bepaalde gevoeligheid zit, en als de hoeveelheid virus nodig voor een infectie beneden die hoeveelheid, kan een negatieve test nog altijd aanleiding geven tot een infectie. Er komen minstens 7 verschillende bornavirus stammen voor bij papegaaien. Meest voorkomend zijn nr 2 en nr 4, de structuur van het RNA van die stammen is niet erg verschillend en de zelfde PCR test kan allebei identificeren.
Maar een andere stam, die veel zeldzamer is (stam 5) heeft een sterk verschillend RNA dat meer op dat van bornavirus van bepaalde zangvogels lijkt en dat kan dus problemen geven, van het is negatief in de stam2-4 test. Testen gericht op verschillende delen van het virale RNA zijn dus belangrijk, omdat wat de ene test niet aantoont kan de andere misschien doen.
Verder is een probleem met fecaal materiaal, dat alles wat via het spijsverteringkanaal naar binnen gaat, een fout resultaat kan veroorzaken, want alles wat de papegaai eet, gaat er doorheen, en het hoeft dus helemaal geen echte infectie te zijn en aanleiding tot vals-positief.
Bloed is bruikbaar voor bepaalde infecties, zoals PBFD maar niet voor bornavirus waar het maar relatief weinig in voorkomt. Bornavirus is een persistent virus, wat betekent dat als de vogel eenmaal geďnfecteerd is hij of zij er nooit meer van afkomt. Bornavirus hoopt zich vooral op in het centrale zenuwstelsel. Het beste diagnostische materiaal voor Borna virus is daarom hersenweefsel, maar dat kan niet op een eenvoudige manier uit een levende vogel gehaald worden.
Voor bornavirus is de veerwortel, dat is het deel van de veer dat in het lichaam zit, het beste materiaal voor de diagnostiek is. Plukken van veren is een minimaal traumatische manier om weefsel te verzamelen. Geen geruide veren, maar veren die men er uit moet trekken, donsveren zijn mogelijk, maar het liefst gebruiken we kleine vleugeldekveren. En niet de “vlag” van de veer, daar zit allerhande contaminatie aan, inclusief veerstof dat aan komt “waaien”. Maar de wortel is relatief stevig in de vogel verankerd en vormt het beste startmateriaal.
Bornavirus is inderdaad “fragiel”, maar in gedroogde veren is het lang genoeg stabiel dat veren een bruikbare bron van genetisch materiaal zijn. We werken nu aan een test die een bornavirus eiwit gebruikt in plaats van nucleine zuur (RNA) , het genetische materiaal. Bornavirus eiwit in veren is wel vijf jaar stabiel en vormt dus een veel beter testmateriaal, vooral als het materiaal betreft dat van vogels in het wild verzameld wordt, waar afnemen en transporteren van test materiaal problemen kan geven.
Verder weten we maar weinig af hoe bornavirus zich natuurlijk van vogel tot vogel verspreid. Verticaal van moeder naar jong via het ei komt voor, maar horizontaal van de ene vogel naar de andere is niet door werkelijke gecontroleerde experimenten aangetoond. Soms komt een Borna-infectie “uit het niets”.
Je kan papegaaien wel infecteren met bornavirus door injectie met een injectienaald, maar dat ziet er niet erg natuurlijk uit. Recent werk met zikavirus heeft bijv. aangetoond dat een natuurlijke infectie door een mug een heel ander verloop heeft dan een infectie met een naald. Wij zien hetzelfde in bornavirus, injectie met een geďnfecteerd Borna hersenhomogenaat met een injectiespuit geeft een heel ander antilichaam beeld dan een “natuurlijke” infectie. Verder is het niet uitgesloten dat er een “fossiele” vorm van het bornavirus in het DNA zit, die weer” geactiveerd” wordt onder bepaalde, niet bekende omstandigheden.
En wat mijn eigen bemoeienis betreft in mijn lab; er is vaak discrepantie tussen de PCR en de immunologie, dat ga ik nu verder uitzoeken. Er zijn ook vaak zijreacties in de antilichaamtest, waarbij andere eiwitten dan bornavirus eiwitten een reactie geven en daarom de specificiteit beďnvloeden, daar werk ik ook aan.
Dat een papegaai geďnfecteerd is met bornavirus is daarom iets anders dan dat die papegaai PDD heeft.
Er zijn talloze voorbeelden van virussen die mensen infecteren (Zika, Dengue (knokkelkoorts), Polio etc.) maar waar de patiënt symptoom vrij blijft. Virussen, bacteria, schimmels, parasieten etc. zijn niet gebaat bij het overlijden van hun gast(heer of vrouw) , want kan ook het eind van hun eigen bestaan zijn. Het bestrijden van de symptomen van een infectie kan daarom een betere oplossing zijn dan het elimineren van bornavirus of de geďnfecteerde maar verder gezonde patiënt, want veel infecties met bornavirus verlopen zonder enig symptoom.
PDD kan leiden tot het overlijden van de patiënt om verschillende redenen. Verstopping van de proventriculis door ophoping van voedingsbestanddelen als gevolg van ontsteking met als gevolg verhongering is vaak de directe doodsoorzaak van de patiënt. Ontstekingsremmers kunnen daarom een belangrijke factor zijn in de controle van PDD. Meer onderzoek op dit gebied is zeker wenselijk. Met dank aan :
Dr. Siwo Dekloet is Professor Emeritus at Florida State University and the Research Director for Animal Genetics and Avian Biotech International. Research interests include avian molecular evolution and genome organization, sex differentiation and identification of birds, avian diseases, and bird conservation.
Current: Research Director De officiële website is http://www.animalgenetics.us Education: Positions held: Research Interests: Publicities : J Vet Diagn Invest. 2015 Mar;27(2):150-8. doi: 10.1177/1040638715571358. Epub 2015 Feb 19.Discrepancy in the diagnosis of avian Borna disease virus infection of Psittaciformes by protein analysis of feather calami and enzyme-linked immunosorbent assay of plasma antibodies. McHugh JM1, de Kloet SR2. Abstract The present study compares diagnosis of avian Borna disease virus (ABV) infection of psittacine birds by Western blot of bornaviral proteins in dried feather stems with the detection of anti-bornaviral protein antibodies to bornaviral proteins in plasma by enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA). The detection of ABV proteins P40 and P24 in feather calami by Western blotting was possible even after storage of the dried feathers for several years at ambient temperature. Serological identification of anti-bornaviral antibodies may fail (e.g., in young birds, hatched from infected parents), whereas bornaviral P40 and P24 proteins were detected in feather stems. This failure can last at least 10 months after the birds are hatched. In some older birds (>5 years), ABV protein was only detectable in the brain, but not in some peripheral tissues, suggesting that the immune system had succeeded in removing the infecting ABV from tissues outside the brain. These results show that a combination of feather stem analysis for the presence of bornaviral proteins by Western blot combined with serological detection of anti-bornaviral antibodies by ELISA is the most reliable procedure for the detection of a bornaviral infection. © 2015 The Author(s). KEYWORDS: Antibody; Borna disease virus; Western blot; avian; enzyme-linked immunosorbent assay; feather calami; sun conures
Avian Dis. 2012 Sep;56(3):471-8. Vertical transmission of avian bornavirus in Psittaciformes: avian bornavirus RNA and anti-avian bornavirus antibodies in eggs, embryos, and hatchlings obtained from infected sun conures (Aratinga solstitialis).Kerski A1, de Kloet AH, de Kloet SR. Author informationAbstractFertilized eggs were obtained from four pairs of sun conures (Aratinga solstitialis) infected with avian bornavirus (ABV) genotype 2, as determined by the sequence of the P24 gene. ABV RNA could be detected in early embryos of all four pairs. ABV RNA also was detected in brain, liver, and eyes of late-stage embryos of one of the pairs (Pair 4) and in blood of a 2-wk-old hatchling of this pair, demonstrating that vertical transmission can occur. ABV RNA could be detected in the liver but not in the brain or eyes of the late-stage embryos of another pair (Pair 3). Although it could be detected in the undeveloped eggs of the female parent and 8-day-old embryos, bornaviral RNA could not be found in the brain and liver of the late-stage embryos or in feathers and blood of young (5-9-wk-old) hatchlings of a third pair (Pair 2). At 11 wk, ABV RNA could be detected again in feathers and blood of these hatchlings and in the brain of one of the hatchlings of Pair 2 that suddenly died. ABV RNA could however be detected in throat swabs of the 5- and 9-wk-old hatchlings and their parents (Pair 2). Although the continued presence of ABV RNA in feathers and blood below the detection level of the reverse transcription-PCR used cannot be excluded, this result also may be attributable to feeding by the infected parents. Analysis by enzyme-linked immunosorbent assay showed that egg yolks and serum of late-stage embryos contain variable amounts of non-neutralizing anti-ABV-P40, -P10, -P24, and -P16 antibodies, the ratio of which reflected the antibody ratio in the serum of the female parent. Antibodies against the viral glycoprotein, which are considered neutralizing in mammals, and against ABV RNA polymerase were not detected. Whereas 5-wk-old hatchlings of the pair (Pair 2) that produced ABV RNA-free late-stage embryos were free of anti-ABV antibodies, such antibodies could be detected again in the serum of these hatchlings at 9 wk of age, before the age that bornaviral RNA could again be detected in feathers and blood. At 16 wk, these antibodies became abundant. The finding that late-stage embryos, presumably free of ABV RNA, can be obtained from eggs from infected parents suggests that hand- or foster-raising of such birds may be a method to obtain bornavirus-free offspring from some infected birds.
J Vet Diagn Invest. 2011 May;23(3):421-9. doi: 10.1177/1040638711403406. Diagnosis of Avian bornavirus infection in psittaciformes by serum antibody detection and reverse transcription polymerase chain reaction assay using feather calami.de Kloet AH1, Kerski A, de Kloet SR. Author informationAbstractAvian bornavirus (ABV) is the causative agent of proventricular dilatation disease (PDD), a highly devastating and contagious disease of psittacines (parrots and parakeets), which has resulted in the death of many captive birds. Accurate diagnosis of bornavirus infection is therefore important for the identification and isolation of infected birds. The current study showed that nonvascular contour (chest) feather calami provide a ready and minimally invasive source of RNA for the detection of ABV by reverse transcription polymerase chain reaction (RT-PCR). Storage of the feathers at room temperature for at least a month did not affect the results. Serological analysis by enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA) showed that identification of anti-bornaviral nucleoprotein P40 antibodies can identify many birds with a past or present infection. The presence of anti-avian bornaviral P24 phosphoprotein and P16 matrix protein antibodies was quite variable, rendering these antibodies less useful for diagnosis of ABV infection. The significance of the present findings is that the use of nonvascular feathers as a source of RNA allows sample collection under conditions where storage of other samples would be difficult. Serum detection by ELISA of anti-P40 antibodies allows the identification of infected birds when RT-PCR fails.
Avian Dis. 2009 Dec;53(4):568-73. Presence of avian bornavirus RNA and anti-avian bornavirus antibodies in apparently healthy macaws. Abstract Recently a novel avian bornavirus has been described that has been suggested to be the possible etiological agent for proventricular dilatation disease or macaw wasting disease. This article describes two macaws that shed avian bornaviral RNA sequences and demonstrated anti-avian bornavirus antibodies as revealed by reverse transcriptase polymerase chain reaction (RT-PCR), enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA), and Western blot, yet are free of outward clinical signs of the disease.
Avian Dis. 2008 Sep;52(3):480-6. Sequence analysis of four double-stranded RNA genomic segments reveals an orthoreovirus with a unique genotype infecting psittaciformes.Author informationAbstractThis paper describes the characterization of four double-stranded ribonucleic acid segments, S1, S2, S3, and S4, of a newly identified pathogenic reovirus from parrots. The four segments share a unique 5' terminus GCUUUUC. The amino-acid sequences of the conserved sigma A and sigma NS proteins show less than 60% sequence similarity, whereas those of the outer capsid proteins sigma B and sigma C have at most 47% sequence similarity to their counterparts in other bird or bat reoviruses. In a phylogenetic analysis of the amino-acid sequences, the proteins coded for by the S1 segment, P10, P17, and sigma C, group with their homologous proteins in other avian reoviruses, whereas the major capsid protein, sigma B, and the nonstructural protein, sigma NS, show more sequence similarity to their bat reoviral counterparts. The phylogenetic relationship of sigma A with the homologous avian and bat sequences is unresolved. The possibility that the parrot reovirus has evolved from an ancestral, more batlike reovirus is discussed. It is proposed to designate this unique virus as PsRV.
Mol Phylogenet Evol. 2005 Sep;36(3):706-21. The evolution of the spindlin gene in birds: sequence analysis of an intron of the spindlin W and Z gene reveals four major divisions of the Psittaciformes.Author informationAbstractThe Psittaciformes (parrots, parakeets) are among the most widely held captive birds. Yet, their evolution and their phylogenetic relationships have been relatively little studied. This paper describes the phylogenetic relationships between a number of Psittaciformes as derived from the sequences of the third intron of the Z-chromosomal and W-chromosomal spindlin genes. The Z-chromosomal sequences of the kakapo (Strigops habroptilus), the kea (Nestor notabilis), and the kaka (Nestor meridionalis) from New Zealand form a cluster which is the sister group to all other Psittaciformes. The results show further that the Z-chromosomal sequences of the other species can be divided into two groups based on the occurrence of a sequence element ACCCT. The group with the insert (A) is mainly from species with an Australasian geographical distribution and includes such species as the Lories (Lorius, etc.), the budgerigar (Melospittacus undulatus), and the rosellas (Platycercus). It also includes the African lovebirds (Agapornidae), which are the only representative of group A outside Australasia. Group B, without the insert, includes the neotropical parrots and parakeets such as the amazons (Amazona, etc.), the macaws (Ara, etc.), and the conures (Aratinga, etc.), the Australian Cacatuini and the African species such as the African grey parrot (Psittacus erithacus) as well as Coracopsis vasa from Madagascar and Psittrichas fulgidus from New Guinea. The W-chromosomal sequence data show that another division of the Psittacidae is found in the replacement of a pyrimidine-rich segment occurring in many non-psittacines as well as the kakapo (S. habroptilus), the kea (N. notabilis), the kaka (N. meridionalis), and the Cacatuini by a microsatellite consisting of a variable number of TATTA monomers in the other Psittaciformes. The results support a Gondwanan origin of the Psittaciformes and the suggestion that paleogeographic events were a major force in psittacine divergence.
Arch Virol. 2004 Dec;149(12):2393-412. Epub 2004 Jul 15. Analysis of the beak and feather disease viral genome indicates the existence of several genotypes which have a complex psittacine host specificity.Author informationAbstractA study was made of the phylogenetic relationships between fifteen complete nucleotide sequences as well as 43 nucleotide sequences of the putative coat protein gene of different strains belonging to the virus species Beak and feather disease virus obtained from 39 individuals of 16 psittacine species. The species included among others, cockatoos ( Cacatuini), African grey parrots ( Psittacus erithacus) and peach-faced lovebirds ( Agapornis roseicollis), which were infected at different geographical locations, within and outside Australia, the native origin of the virus. The derived amino acid sequences of the putative coat protein were highly diverse, with differences between some strains amounting to 50 of the 250 amino acids. Phylogenetic analysis demonstrated that the putative coat gene sequences form six clusters which show a varying degree of psittacine species specificity. Most, but not all strains infecting African grey parrots formed a single cluster as did the strains infecting the cockatoos. Strains infecting the lovebirds clustered with those infecting such Australasian species as Eclectus roratus, Psittacula kramerii and Psephotus haematogaster. Although individual birds included in this study were, where studied, often infected by closely related strains, infection by highly diverged trains was also detected. The possible relationship between BFD viral strains and clinical disease signs is discussed.
Dagboek van een kweker Maart 2019
Vriendelijke Groet.
Foto en tekst @ Fam de Moor Foto’s en tekst van andere worden met toestemming gebruikt in ons dagboek, en in dagboek-archief opgeslagen voor hergebruik. Onze dank hier voor |
Voer bestellen |